Ik bedek mijn gezicht
als ik door het leven ga.
Met mijn gelaat is niets mis,
maar toch draag ik een masker
zelfs één met dichte ogen.

Dat doe ik voor wat ik aanricht
in de Schepping van God.
Elke dag is een gevecht
om het collectief falen
van de mens te ontwijken.

Ook ik faal elke dag
zondig tegen zijn geboden.
Het is zo erg dat ik denk
Gods mooie Schepping
te kunnen verbeteren.

Sinds ik dat besef
draag ik een masker
en heb Hem beloofd
mij te zullen gedragen.
Helaas ben ik een mens.