stil ligt het water
te dagdromen
een spiegelend vlak
tussen fluisterende bomen
 
een meerpaal staat
fier met witte kop dubbel te wezen
en daarop een zeemeeuw
die zichzelf gebogen staat te lezen
 
als gladgestreken zilverpapier
dat het diepe leven bedekt
weerkaatst ze het zomerlicht
en rilt als een meerkoet vertrekt
 
in kringen breeduit waaierend
komt ze een kantlijn tegen,
gaat geruisloos heen en weer
steeds meer en meer
en kust met zichzelf
verlegen
 
als het beginbeeld,
het geschapen idee,
een doorzichtige afdruk
van de hemelse glazen zee