De kinderen spelen
onder de linden in het park
en luisteren naar de wind
die in de bomen zingt.
Mild is de najaarszon
en van 't puurste goud
of de zomer niet scheiden wil,
- nog even draalt
om zijn bloemen
en bladerdracht weg te geven.
Uiteindelijk wint toch de herfst
met storm en regen
en vallen ze heel vlug de blaren,
die moe gehangen...
Hij neemt bloemenkelken mee
dor en uiteengereten
kleuren veranderen
van fel naar zacht
stoere eiken
worden kale gebinten
de akkers en weilanden
liggen drassig en koud
tot het laatste rapenloof
wordt binnengehaald.

Dan gaan de luiken
weer vroeger dicht
en wordt gezellig
binnenshuis geleefd
brandende kaarsjes op 't buffet
ademen de geur van rozen en jasmijn.
Op tafel is het een herfstfestijn
met vruchten, verse kaas
brood en appelwijn.
Gij hebt weer mild gegeven
uit uw handen, Heer.
De avonden worden langer en trager
Gij komt dichter wonen in ons hart.
't Is tijd om U te danken
voor wat de rijke herfst
in volle schuren heeft gebracht.