de velden liggen kleurrijk overdekt
het beeld oogt vredig en verstorven
de tijd van najaar dat zijn sporen trekt
en vruchten oogst in volle korven 

schaduwen glijden in vallend licht
over het wezen van zonde en dood
waar kiemkracht onttrokken aan ’t gezicht
jubelt in een stem: ‘Mijn oogst is groot !’