Eens zat ik wat te rusten
aan 't oceaanstrand.
Ik nam een paar korrels
daarvan in mijn hand.
Toen vonkte er leven
daaruit naar omhoog.
Een klein kleuren‑wonder,
dat .... stralend bewoog.
 
Heer, wat heb ik ontzag
voor Uw scheppende kracht.
U hebt al wat leeft, hier
op aard voortgebracht.
Een duizelingwekkende variëteit
hebt U in Uw almacht
Uzelf toebereid.
 
Een korreltje zand
aangeraakt door Uw hand
gaat fonkelen en leven
als een diamant.
't Vertaalt met zijn bundeltjes
sprankelende licht,
de goedheid, de grootheid
van Uw gezicht
 
O, onmogelijk klein
supergroot schitterding.
Voor God is jouw kleinheid
niet nietig, gering,
wanneer jij je richt
in Zijn scheppende Licht
ontvang je uit Zijn veelheid
een stralend gezicht.
 
Immense variant, als
uit Uw paradijs.
Hoe groot ben U Heer!
Zie, hier is het bewijs.
De stralen,
zij bogen naar binnenin
als gaven zij antwoord,
hun prilste begin.
 
Een korreltje zand
aan het oceaanstrand ....
Het gaat me ver boven
mijn zin en verstand.
Laat mij maar zo zijn, als
die zandkorrel, Heer,
opdat 'k zo Uw zonnige
Licht reflecteer!
U bent niet geauthoriseerd om reacties te posten.

Reacties mogelijk gemaakt door CComment