Ik keek omhoog en zag hem daar,
in al zijn kleurenpracht.
Een boog zo mooi en wonderschoon,
geen mens heeft dat bedacht.

Ik keek omhoog en voelde me,
zo stil worden van binnen.
Klein voelend onder zoveel schoon,
een schilderij van zinnen.

Ik denk een kwast naar boven
en keur de kleur die 'k nemen zou.
Wordt het jade of turkoois?
Of toch maar diepzeeblauw?

Hoe aards zijn mijn gedachten.
Een kleurpalet verkwisten?
De kwast wordt kloek terzij gelegd,
te schoon om te betwisten.

Als stil getuigen ligt de kwast,
van hemels' taferelen.
Kunstwerk Gods verfraait de lucht,
waarin wij mogen delen.