Die riep ‘er zij licht', die
schiep ons naar zjn aangezicht.
ja die naar zijn aard de wereld
zien beheersen...

wij werden
eens evenbeeld
der Schepper, kregen
als zodanig de ongerepte
aarde waardig in beheer, onze
zesde der dagen. wij mochten ons
heersend wagen, bijna gelijk een god
gemaakt. om ooit het hoofd geheven oog
in oog te mogen staan met Ik-ben die-er-is.
met ieder eens Wezer, ja zie van hier tezamen
om je heen met je wees-er gerust tot ons geluk,
opdat het ons ten welkom geleid ten deel moge
blijven. zouden wij het wederom verkrijgen?
zal de belofte volstaan? zal er je stap in
passen? terzijde van de mijne, zelfs
de zijne? kunnen wij nogmaals
zo'n gezegende zevende dag
met Ik-ben die-er-zal-zijn
tot de rede geroepen
en jij? en zij dan?
zo hoog geacht
gaandeweg
wel aan?

hoor, hemel, aarde, versta,
ik roep u ten getuige toe met hen.
de levensregel zij er tot groen in bloei,
regene recht om de rots, dauwe, bebouwe,
‘t huis ten behoud. met deze gerede richtlijn
roep ik aangemaand in Zijn naam,
Die ontferming vergt,ons
levengevend uit.

[Gen. 1:26; Deut. 30:19, 32:1-4;
met psalm 8:5-7, Jes. 65:17]