In een open plek
in het veld,
de schaapjes geteld.
Ze waren met vijf,
twee lammetjes
zuigend aan hun ooikeslijf.

Een tiental kippen
betokkelden
het geheel, overschaduwd
door krijsende meeuwen
en ze waren met veel.

Vanuit haar stolp,
kwakkelde moeder gans
met keurig in haar voetspoor
de ganzenbordendans.

Mijn God,
hoe ontzagwekkend
is toch Uw natuur,
open onze ogen want
Uw schoonheid is niet duur.
Het verstomt
het spraakvermogen.

Ik dank en dank,
leunend tegen een bank,
ik zucht en zucht,
duizend regenbogen
kleuren de lucht.

(Soms, heel soms, zijn er zulke mooie momenten)