ze kwam vaak zo uit de keuken
in een vale jurk vol kreuken

zei dat de Heer haar had gestuurd
naar arme zieken uit haar buurt

de fee die daags hun eten bracht
bracht in hun leven weer een lach

ze loofde God bij ieder maal
"Hij heeft jullie lief allemaal"

las hen ook uit de Bijbel voor
had voor elk een welwillend oor

waste het linnengoed weer wit
schrobde schoon hun arme bezit

in haar mantel van erbarmen
kon ze zo velen verwarmen

allen naasten ongeacht wie
ze hoorden bij haar familie

zo zorgde zij vol levensvreugd
met liefderijke vlijt en deugd

ze had een spreuk voor het leven
die elkeen is bijgebleven :

"wat u graag wilt dat God u doet
doet dan eerst aan een ander goed"

voor haar zijn velen Hem dankbaar
zij doen nu ook goed dankzij haar


* Ze heette Joyce, maar iedereen noemde haar Joy (vreugde)


Matteüs 25: 35-36, 40