Het bos moet vaak een zware storm doorstaan
die velt wat dreigt de boventoon te voeren
-levensbedreigend voor nieuw leven in de dop-
en ruimte maakt voor wat dreigt te verstikken,

wat niet bestaan kan moet het loodje leggen,
restloos verdwijnen, vermalen en verbrand,
het nieuwe leven vraagt om ruimte om zich heen,
om zich te koesteren in licht en zon en warmte,

de stormen razen dikwijls door ons leven
en dragen pijn en moeiten met zich mee,
de grote schoonmaak kan ons keihard treffen
en vragend gaan wij door de stormwind heen,

maar in en na het mateloos geweld
ontkiemt gelouterd leven met de Heer
en in de stilte van de avondkoelte*
is daar het zachte suizen van de wind.

* Zie ook: 1 Kon. 19 : 11 en 12