Ik heb niet veel ruimte nodig
net een klein plekje voor mij.
ballast vind ik overbodig,
Gods verzorging blijft mij bij.

Ik zoek het niet in grote zaken
het kleine is ook goed genoeg.
Ik kan me niet veel groter maken
groeien is wat God me vroeg.

Mijn zaaiplek, die op de aarde
niet zoveel bijzonders heeft.
is voor mijn God van waarde.
Hij is het die me wasdom geeft.

Ik, haast onzichtbaar zaadje blijk 
na zijn groeitijd: het begin
van een machtig Koninkrijk
met schuilende vogels erin


Markus 4: 30 - 33