Je woorden waren als water
uit een lang niet gebruikte kraan.
Ik las ze en dacht 'wat staat er',
wat moet er in je zijn omgegaan?
Want ik zag een diep verwonde ziel
waaruit de pijn moest stromen.
Maar toen jij niet meer viel
heb jij mij meegenomen
naar alle modder, alle prut
in woorden grof en woest.
Je was zo kwetsbaar, onbeschut.
Alles in je leek verroest.

Maar door je praten, praten, praten
kwam alle vuiligheid eruit.
Al voelde ik mij opgelaten
en zat je heel dicht op mijn huid.
Ik kon je brengen bij het Water
dat reinigt vanuit de zuivere Bron.
Ik liet je 'morgen' zien en 'later'
en de hoop van Hem begon
langzaam tot je door te dringen.
Je tranen werden echt gehoord.
Je leerde een nieuw lied te zingen.
Je leerde schuilen in het Woord.