Ik ben zo vaak op zoek, o Heer.
Op zoek naar antwoord op mijn beden.
Ik roep U aan, maar keer op keer
Blijft antwoord uit steeds, tot op heden.
 
‘k Wil proeven van Uw levensvreugd.
Geborgenheid in Uwe armen.
Ik zoek naar wat mij toch verheugt.
Is het Uw grenzeloos erbarmen?
 
Ik ben op zoek  naar ’t suizen van Uw geest.
Glans van Uw heilig aangezicht.
Uw tegenwoordigheid het meest.
De poort naar U lijkt altijd dicht.
 
Toch weet ik dat U over mij blijft waken.
Al kan ik U slecht vinden nog.
Ik zal mijn zoeken nimmer staken.
Want eenmaal opent U mijn ogen toch.