Wachten op de Heer is werken
met de handen uit de mouwen,
door een medemens te sterken
aan Gods koninkrijk te bouwen.
Het is niet een lijdzaam toezien
of er daag’lijks over praten,
maar met zegenrijke handen
Gods ontferming achterlaten.

Wachten op de Heer is klein zijn
door te dragen en te bukken,
door met God te willen leven
en die wens te doen gelukken.
In de stormwind als een halm zijn,
die zich moeiteloos zal buigen
en zelfs in de diepste nachten
met haar gouden pracht blijft juichen.

Wachten op de Heer is strijden,
naar het hemels erfgoed jagen:
Word ik wellicht honderd jaar of
zal Hij dra mijn leven vragen?
Één ding weet ik, zal ik duid’lijk
in Zijn ogen kunnen lezen:
Troostte jij één Mijner minsten,
heb je’t ook aan Mij bewezen!