Vakantie, een ontspannen tijdsbesteding,
zich laten drijven, niet te hoeven varen,
valt somm'gen zwaar; geen werk te hoeven klaren,
dwingt hen te schipp'ren met hun tijdsindeling.

De werkverslaafde vreest vooral verveling,
een zee van tijd die zijn schip moet bevaren,
te kalme baren gapend overvaren,
gespannen klampt hij zich vast aan de reling.

Een workaholic in vakantietijd
geniet niet, is niet te genieten, smacht
naar werk dat 'dringend' dwingend roept: Geen tijd !

Rust 't roer in Gods hand, deel met Hem je vracht,
ons werk gering, geen dringend ding in tijd, *
licht werk, naast 't dringend Lichtwerk dat Hem wacht.


Pred. 3 : 11  Voor alles is een tijd