'k Hield vastomsloten in mijn hand
een schone edelsteen;
zo zuiver en zo schitterend
vond ik er nimmer een.
Het was mijn eigendom, mijn schat,
geschenk van God de Heer,
geen ander die 't bewaken zou
zo liefdevol en teer.

Doch zie-daar vroeg op zek're dag
mijn Vader mijn juweel.
Ik smeekte Hem: "Ach Vader nee!
dat niet, dat is teveel!!"
Toen sprak de Heer zacht tot mij:
"Ik doe het uit liefde, kind,
opdat gij eenmaal in mijn kroon
het schoner wedervindt".

"Ach Heer, 't is mijn grootste schat,
mijn wondere diamant;
ik zal er trouw voor zorgen Heer,
met liefdevolle hand".
"Dat weet ik", sprak des Vaders stem,
"maar als men rooft uw steen?
Geen dief heeft ooit de drempel van
mijn woning overschreen.

En waar uw dierbaar kleinood is,
daar zal ook uw hart zijn,
uw schat is u slechts voorgegaan
en straalt in zonneschijn".
God sprak- mij trof een diepe blik
vol deernis, mild en zacht-
toen heeft Hij stil mijn kostbare schat
in veiligheid gebracht.

In 't vale morgenlicht
stond ik, verblind van smart
en drukte toen de lege doos
zacht schreiend aan mijn hart.
Toch sprak ik:"' Vader ik vertrouw
op Uw onfeilbaar Woord:
ik weet dat nu mijn liefste bezit
ons beide toebehoort!"

Ingezonden door: Sonja Bazelmans  (auteur onbekend)
(voor ons kindje dat wij helaas terug moesten geven aan onze lieve Heer, voordat het de kans kreeg om zich te ontwikkelen. Ik heb gelukkig een paar weken mogen weten dat ik zwanger was, van ons tweede kindje)