We zagen de duiven reeds vliegen,
d' olijven verdroegen geen vrucht.
Het is of de hoop doet bedriegen
die kleurende staat in de lucht.

Wij klapten al blij in de handen,
het wonder staat stil bij het spel.
De ogen gericht van de landen
op de eenzame tronk 'Israël'.

De duiven ze klapwiekten, vleugels
die vliegen maar voort in de wind.
Geen mens houdt ze nog in de teugels,
men gist of de regenboog wint.

Toch brengen we handen weer samen,
het klappen verstomt in de nacht,
Maar biddende zeggen we 'amen'
vermengd in gebed en in klacht.

Wij vragen de duiven te waken
tot God de olijfboom bezoekt.
Zijn  zegen zal nimmer verzaken
al wordt hier verguisd en vervloekt.

Op d' eenzame tronk groeit een rijsje,
de takken straks breed in de lucht.
De vrede zong blij reeds een wijsje
van een duif, die daar rust op haar vlucht.

--------------------------------------------------------

Bij een mislukte vredesonderhandeling