We zaten daar met onze grijze haren,
en zoveel lange jaren in verleden tijd.
We spraken over vele vroeger jaren,
van tijd die toch zo snel verglijdt.
We zaten daar en spraken van verleden,
een tijd waarin voor ons zoveel gebeurde.
Zo onbekend voor onze jeugd van heden,
die niet begrijpen wat ons leven kleurde.

We zaten bij elkaar met de verhalen.
De beelden van een vroeger kinderleven.
Zo moeilijk in het heden te vertalen.
Wat is er in die lange tijd gebleven?
Hoe lang nog zitten wij hier samen?
Ook onze tijd is eens voorbij.
En wie noemt straks nog onze namen,
en zitten wij hier niet meer zij aan zij?

In onze woorden klonk er vreugd' en zegen,
als zonnestraal door zorg en strijd.
Zo kwamen we elkaar weer tegen
op onze weg vooruit en in verleden tijd.
Ja wij vertellen nog steeds de verhalen
van stille toekomst, nooit meer pijn.
Van 't eeuwig licht dat eens zal stralen,
en altijd in Gods licht weer kind te zijn.