U droeg mij op, op weg te gaan,
op weg om vrucht te dragen.
Op weg gaan, Heer? vroeg ik ontdaan,
hoe kunt U dát nu vragen.

'k Zit net zo heerlijk in mijn stoel,
zo warm en comfortabel.
Uw opdracht is echt niet míjn doel,
want 'k voel me miserabel.
               ----------

Ik weet dat U de kans mij bood.
U weet, dat  'k wilde vluchten.
Uw opdracht was voor mij te groot:
Hoe draag ik rijpe vruchten!

Wilt U dan, God, mijn Landman zijn
en slechte ranken snoeien?
En is de oogst bedroevend klein,
laat mij dan in U groeien!

                                       (Joh.15:16)