(eigen) Wijs (heid)

Wijsheid van God.

Die daarmee is vervuld,
van die wordt het verstand rijk gevuld.
Die is niet in nevelen gehuld,
maar oprecht en onverhuld.
Die erkent zijn schuld
en verbergt zich niet in ijdele onschuld.
Die is niet vol ongeduld,
maar heeft ook geduld.
Die doet niet aan dingen, die zijn occult,
want dat is iets, wat God niet duldt.
Die wijsheid is met "goud" verguld,
met liefde omhuld.
en daar waar de satan brult,
gaat wijsheid bij God op "consult".

Maar wijsheid van mensen.

O, wat heeft die een wensen.
Ze kent geen grenzen.
Ze gaat met ons aan de haal
en kan hard zijn als staal.
Al zou ik alles weten
en weten-schapper heten
en mij met de geleerden kunnen meten,
en....? en God niet ken!
Wat ik dan ben?
Zeg het maar, het is waar!
Zonder God ben ik onwijs
en ligt voor mij klaar: De zeis,
om mijn wijsheid af te maaien.
Laten we dan in ons hart laten zaaien;
Ware wijsheid van boven,
om voor Hem te buigen als schoven!
De vreze des Heeren,
die doet begeren.
Die is het begin van de wijsheid,
eindigend in de heerlijkheid!