God heeft het licht bijeen genomen
en geformeerd tot zon en maan.
Zo was er dag en nacht gekomen
en kan de mens op aard' bestaan.

Gods zon geeft liefde en geeft leven,
een groot geschenk aan mensen te beheren.
Ja heel de schepping hen gegeven
is werken, dienen in de tuin des Heren.

Maar in de mooie zonverlichte dagen
groeit nu het kwaad tot overmoed,
en in Gods zon niet te verdragen,
al schonk de Heer Zijn eigen bloed.

De aarde treurt, de wijstok kwijnt,
de tamboerijnen zullen zwijgen samen.
Het is Gods licht dat dan verdwijnt,
Gods gouden zon zal stil zich schamen.

Maar op de berg van alle volken
troont nog de Heer op Sions top.
Jeruzalem zal eens Zijn glans vertolken,
God heft voor ons de grauwe sluier op.

Dan straalt Gods zon op alle landen.
Geen zon en maan zal er meer zijn.
Wij mogen in verrukking wand'len
en leven in een eeuwig zonneschijn.

Jesaja 24 + 25. Openb. 21: 23