Nergens meer
een wolf in schapenvacht.
Toen we
met de ogen dicht,
in Gods gedicht wandelden,
leek het of de wereld
van glas was.

De slang had
levenslang gekregen.
Druifjes seringen
glimlachten verlegen.
Geurden in het heden,
naar de oorspronkelijke
Tuin van Eden.

Geraakt door
een gevoelige snaar,
knepen we in
elkanders handen.
We hadden anders
niets voorhanden,
dan zuivere liefde.


22 april 2014