Zomer straalt over het land,
op zijn zon zijn wij gebrand.
Zomer gloort vroeg op de dag,
ontlokt ons een eerste lach.

Zomerzwaluw in de lucht,
sierlijk zwierend in haar vlucht.
Zomer bloeiend in een bloem,
fleurig, geurig, vol gezoem.
Zomer tovert door het bos
gouddraad op lover en mos.
Zomer op een bergwei hoog,
weidse rust en lust voor 't oog.

Zomerdroom lomer dan loom,
onder 't lommer van een boom.
Zomerzondag aan het strand,
schept kastelen in het zand.
Zomerzon zinkend in zee,
gloeit rood op de golven mee.
Zomer tot laat in de nacht,
slapend onder sterrenpracht.

Zomer is een vreugdelied,
waar men zingend van geniet,
tot Zìjn zomerlied weerklinkt,
als Zijn Zomer voor ons blinkt.