Elk hart waarbinnen Christus woont,
waar Hij mag heersen, waar Hij troont,
kent licht, kent rust, kent vrede.
Daar kent men het geheimenis,
van wat een mens in Christus is,
de bron van kracht, de reden.
Daar is een band, een diep contact,
dat dagelijks weer wordt opgepakt,
waar liefde wordt beleden.

Wanneer de liefde is ontvlamt,
die uit de hemelbronnen stamt,
verschijnt haar gloed naar buiten.
Een blijde glans straalt van 't gelaat,
daar waar men Christus binnen laat,
een vuurvlam niet te stuiten.
Die alles in haar gloed omvat,
laat spreken van die grote schat,
en dat ook blij wil uiten.

Waar Christus in de harten leeft,
die met Zijn heil de mens omgeeft,
weet men van eeuwig leven.
Daar put men uit de eeuw'ge bron,
waar 't nieuwe leven mee begon,
wat Hij ook u wil geven.
Want al wie Christus binnen laat,
wordt rijk gezegend en hij gaat,
voortaan met licht omgeven.

Hij neemt de lasten van U af,
en leidt u door Zijn herderstaf,
Hij is de GOEDE HERDER.
Wie bij de Heer zijn lasten laat,
vindt bij Zijn liefdewoorden baat,
en kan bemoedigd verder.
Elk hart dat aan Hem woonplaats biedt,
vindt troost en heling als hij ziet,
in Hem de Heer, zijn redder.
Justus A. van Tricht
27 april 2006