Door de tijden is God bezig,
met een groots en machtig koor.
Dirigerend, nooit afwezig,
neemt Hij alle stemmen door.

Ieder die zich bij Hem aanmeldt,
't zij sopraan, alt, bas, tenor.
Zo heeft Hij eenmaal besloten,
geen enkele stem mag gaan teloor.

Daag'lijks melden vele stemmen,
zich bij God als zanger aan.
En Hij vult de open plaatsn,
met beleid en kunde aan.

God is zeker niet kieskeurig,
maar Hij houdt van kwaliteit.
Blijft geduldig, nooit humeurig,
stuwt naar 't peil der eeuwigheid.

God heeft vele zangers nodig,
die het Credo zingen gaan.
En Hij trekt steeds nieuwe leden,
van de aarde weer vandaan.

Ieder krijgt van God zijn plekje,
waar hij voor Hem zingen mag.
En hij juub'lend op zijn stekje,
afwacht tot de Grote Dag.

Eeuwen is Hij al aan 't oefenen,
met Zijn koor het nieuwe lied.
't Blijkt dat ondanks al Zijn moeiten,
God er wel muziek in ziet.

Als Gods tijd zal zijn gekomen,
en Hij 't hele repertoire.
Met het koor heeft doorgenomen,
dan pas is Zijn arbeid klaar.

Want de Heer wil eens gaan rusten,
van Zijn leiding over 't koor.
Om dan eeuwig te genieten,
van de zang, Zijn hemel door.

Waar een ieder Hem zal prijzen,
samen met het eng'lenheir.
En steeds nieuw zangen rijzen,
tot Zijn lof en tot Zijn eer.

Achterblijvers, nog op aarde,
wacht en waakt, en werkt en bidt.
De belofte Gods zijn heerlijk,
omdat er muziek in zit.
Justus A. van Tricht


(Uit de bundel: Hij die mij zegent. )
16 april 2006