Is Hij wel uw gast aan tafel,
als u straks het kerstfeest viert?
Bij de goed gevulde glazen,
waar de wijn fonk’lend in siert?
Hebt u wel op Hem gerekend,
en hem blij gevisiteerd.
Wetende wat het betekend,
Hem als hoge gast geëerd.


Juist met kerstmis zijn ’t de dagen,
dat de eenzaamheid toeslaat.
Zou u dan het kind doen vragen,
dat dan kleumend buiten staat?
Die de minst’ vertegenwoordigt,
in zijn eenvoud die hem past.
Zittende bij u aan tafel,
als uw blij genode gast.


Bent U ’t kerstkind soms vergeten,
die in uw naast’ zich openbaart.
En u zo wil laten weten,
waarin ’t zich aan U verklaart.
Zo wil zijn bij u aan tafel,
zittend aan uw rechterhand.
Bij de koffie met een wafel,
met uw hart als offerand.


Gast aan tafel wil Hij wezen,
in de mens die naast u staat.
Hartelijk door u genodigd,
aan de dis waarom het gaat.
Kerstmis immers hoort te wezen,
’t feest waarbij de vrede past
In uw naast het kind bewezen,
zijnd een graag geziene gast.
Justus A. van Tricht