Gij hebt in ons gezaaid,
Uw woord als zaad in de akker,
Gij roept het in ons wakker,
waar het in stilte ontspruit.
Opdat Gij zult ontwaren,
de oogst van volle aren,
vruchtdragend honderduit,
voordat er wordt gemaaid.


Gij hoopt op rijke vrucht,
opdat in ons zal groeien,
Uw woord dat op zal bloeien,
in ieder die het hoort.
Zodat de liefd' zal blijken,
die ons naar 't woord wil ijken,
en daardoor aangespoord,
zal nemen hoge vlucht.


Gij wacht totdat de tijd,
van d' oogst is aangebroken,
en alle vrucht ontloken,
tot wasdom is gebracht.
Dan zult U gaan vergaren,
de oogst de vrucht der aren,
door U bijeen gebracht,
in liefde toegewijd.


Dan wordt door U geschift,
het onkruid van de vruchten,
dat heeft het vuur te duchten,
waarin het wordt verteerd.
De vrucht brengt Gij in schuren,
een eeuwig feest zal duren,
waarin Gij wordt geeerd.
Justus. A van Tricht 


19 april 2006