Heer, laat ons zijn,
dat briesje in de morgen,
waarin de wereld ontwaakt,
ontneemt de dagelijkse zorgen,
dat de mens gelukkig maakt.
Heer, laat ons zijn.

Heer, laat ons zijn,
die kleine zonnestraal,
die de nacht verdrijft,
een vreugd voor allemaal,
die in Uw gunst verblijft.
Heer, laat ons zijn.

Heer, laat ons zijn.
Een brede gulle lach,
in de wereld een verblijden,
wat Uw Liefde brengen mag
en het verdriet doet mijden.
Heer, laat ons zijn.

Heer, laat ons zijn,
stofjes voor Uw Aangezicht,
nietig, en klein,
door Uw Grootheid belicht,
als  sterretjes, zo rein.
Heer, laat ons zijn.

Heer, laat ons zijn,
het zout der aarde,
dat U de vreugde schenkt,
in kleine stukjes waarde,
die U gedenkt.
Heer, laat ons zijn.

Heer, laat ons zijn,
het groen van het gras,
de bloemen in de weide,
zoals in ‘t paradijs eens was,
waar alles zich in U verblijde.
Heer, laat ons zijn.

Heer, laat ons zijn,
die bloemen in Uw Huis,
die voor U bloeien,
rood,‘t bloed van ‘t kruis,
door Uw wijsheid groeien.
Heer, laat ons zijn.

Heer laat ons zijn,
dat kleine stukje leven,
dat heel Uw Macht erkent
en U de lof wil geven,
in Uw Almacht bekend.
Heer, laat ons zijn.

Heer, laat ons zijn,
die kleine mens,
die U genade biedt,
die handelt naar Uw wens,
die Gij met blijdschap ziet.
Heer, laat ons zijn.

Heer, laat ons zijn,
het water uit Uw bron,
bevloeiend, allerwegen,
waardoor ‘t leven begon,
de aarde ten zegen.
Heer, laat ons zijn.

Heer, laat ons zijn,
het brandend vuur,
van heilige overtuiging,
dat in ons laatste uur,
Uw Heil ons vooruit ging.
Heer, laat ons zijn.

O Heer, laat ons - eens - zijn,
in Uw Rijk, Uw trouwe onderdanen
U dienend, in eeuwigheid,
waar eeuwig drogen onze tranen,
in vrede en dankbaarheid.
O Heer, laat ons - ééns - zijn !
Amen.