Hij die God als zijn toevlucht heeft,
de burcht waarin hij vrij mag schuilen.
Als rondom hem de aarde beeft,
en ’t pad des levens vol met kuilen.
Hij weet dat niets hem treffen zal,
en dat de Heer zich zal ontfermen.
Die hem zal leiden uit het dal,
hem op zijn levensweg beschermen.
Al wie Hem aanroept in de nood,
wiens hart zich tot de Heer doet wenden.
Ervaart Gods liefde rijk en groot,
Hij heft hen op uit de ellenden.
Want nieuwe wegen baant de Heer,
Hij leidt en weidt op goede paden.
Hij ziet in liefde op hen neer,
en zorgt dat niets hun hart zal schaden.
Justus A. van Tricht
24 augustus 2008