Hij wilde naar Gods woord niet horen,
en ging gewoon zijn eigen gang.
Hij deed er zich ook niet aan storen,
bleek enkel uit op zijn belang.
Hij deed voortdurend mensen schaden.
hij bleek doortrapt, vals en gemeen.
Maar hij verborg zijn slechte daden,
en leek zo goed voor iedereen.


God heeft hem 't masker afgetrokken,
waar achter hij zijn daden borg.
En nog stuiptrekkend onverschrokken,
Hem durfde spreken van zijn zorg.
Maar God ontsloot voor hem de bladen,
waar duidelijk opgeschreven stond.
De opsomming van al zijn daden,
en daar alleen slechts 't kwade vond.


Hij dacht aan goed'ren, geld, plezieren,
van wat hij anderen ontstal.
Maar God laat 't recht toch zegevieren,
wie hoogmoed kent komt eens ten val.
Gesputter doet een mens niet helpen,
als God hem op de dingen wijst.
En zij de bladen overstelpen,
vormend tesaam een lange lijst.


Onthoudt, wie niet rechtvaardig handelt,
en niet Gods rechte wegen gaat.
Maar wie de brede weg bewandelt,
reeds hier Gods oordeel ondergaat.
Want God de Heer Hij zal niet schromen,
om recht te doen aan smart en leed.
Weet aan Gods hand valt niet 't ontkomen.
grijpt altijd in, is hemelsbreed!
Justus A. van Tricht


7 juni 2006