In ’t licht dat nimmermeer verflauwt,
heeft God je leven nu doen stellen.
Je aardse tijd is afgebouwd,
je ziel deed naar de hemel snellen.
Je legde hier je lichaam af,
dat op vernieuwing ligt te wachten.
Als zaad in d’ aarde in het graf,
ontspruitend nieuw, naar Gods gedachten.
Jouw afscheid heeft ons diep geraakt,
maar in ons hart leeft hoop naar morgen.
Waarin eens alles nieuw gemaakt,
door God die steeds voor ons blijft zorgen.
Dan legt God neer zijn gouden brug,
waarover wij met velen lopen.
Dan zien wij je met vreugde terug,
als wij het Godsrijk binnenlopen.