Kind, kom maar in Mijn armen,
in nood tot Mij gevlucht.
Laat Mij je hart verwarmen,
door angst en vrees beducht.
Mijn kind, Ik wil je troosten,
stelpend, helend, ’t verdriet.
Ik ben de Allerhoogste,
die ’t hart van binnen ziet.


Bij Mij vind je erbarmen,
ontferming in je nood.
Laat Mij je kind omarmen,
in liefd’ oneindig groot.
Bij Mij ben je geborgen,
niets rukt je uit Mijn hand.
Ik zorg dat elke morgen,
Mijn licht steeds voor je brandt.
Justus A. van Tricht