Komt laten wij dansen en juichen voor God,
de Schepper van hemel en aarde.
Komt laten wij zingen en spelen voor Hem,
die ons leven behoed en bewaarde.
Komt brengen wij dank voor wat Hij ons bereid,
geluk en het eeuwige leven.
Die ons van de schuld en de zonde bevrijdt,
al wat fout was aan ons wil vergeven.
Komt spelen wij cither en luit voor de Heer,
en laat de cymbalen rink'len.
Het hart naar omhoog, breng Hem glorie en eer,
laat de vreugd' uit uw ogen twink'len.
Met tromels en fluiten en trompet geschal,
de lied'ren verenigd in koren.
Prijst de Heer met uw zangen en roemt overal,
die naar mensen wil omzien en horen.
Komt handklapt en zingt voor de Heer onze God,
en wil Hem met dankzegging loven.
Die redding ons bracht en een keer in ons lot,
overladen met zegen van boven.
't Halleuja weerklinkt als refrein op ons lied,
de schepping zij moet Hem wel prijzen.
Dankt de Vader, de Zoon en de Geest die ons ziet,
laat voor eeuwig de lofzangen rijzen.
Justus. A van Tricht
21 april 2006