Laat ons voor Israels God zich buigen,
Hem brengend onze dank en eer.
En van Zijn grote Naam getuigen,
Schepper en Koning onze Heer.
Laat de lofzang horen,
zingend blij in koren,
Jubelt blijde uit.
Juicht met blijde psalmen,
laat het feestlied galmen,
klinkend honderd uit.
Blaast de bazuin en laat haar schallen,
en roert de snaren, slaat de trom.
Weest blijde in Uw Heer Gij allen,
verheugt u in Zijn liefd' rondom.
Hij schengt u de vrede,
uit Zijn legerstede,
stromen vol van licht.
Hij doet aan U geven,
adem om te leven,
schat van groot gewicht.
Ja Israels God zal u behoeden,
oneindig is Zijn liefd' en trouw.
Zijn grootheid laat zich slechts vermoeden,
neem wat Hij schiep in ogenschouw.
Want daaruit zal blijken,
niets heeft Zijn gelijke,
evenaart Zijn macht.
Door Zijn woord gesproken,
is het licht ontstoken,
schijnend dag en nacht.
Het gans heelal spreekt van Zijn daden,
Zijn luister en Zijn heiligheid.
Wij zijn met goedheid overladen,
van uit Gods hand ons toebereid.
Jubelt heel de aarde,
God Hij openbaarde,
ons Zijn liefd' verklaard.
En op onze wegen,
stort Hij mild Zijn zegen,
in Zijn hand bewaard.
God is de Heer van alle tijden,
is oorsprong, bron van elk begin.
Die was en is en doet verblijden,
de Eeuwige wiens groot bemin,
Dag aan dag doet tonen,
onder ons wil wonen,
ons Zijn kind'ren noemt.
Ja Hij treedt ons nader,
zorgend als een vader,
prijst Zijn naam en roemt.
Melodie Ps 33 L.v.d.K.
Justus A. van Tricht
24 april 2006