Leer kind toch op Mijn woord te bouwen,
en op Mijn liefd’ die Ik jou schenk.
Ga daarop voort in stil vertrouwen,
wetend dat Ik je steeds gedenk.
Bepaal in handelen en in ’t spreken,
je grenzen zijnd tot je behoud.
Dan hoeft je leven niet te breken,
als jij je aan Mijn woorden houdt.


Jij mag in ‘t leven best doen tonen,
je liefde en je kwetsbaarheid.
De warmt’ die in je hart doet wonen,
en tot veel liefde is bereid.
Maar werp geen paar’len voor de zwijnen,
wat pijnlijk weer je hart bezwaart.
Nog ’t onbegrip niet laat verdwijnen,
door liefd’ aan menigeen verklaard.


Weet dat eenmaal de dag zal komen,
waarop jouw liefde wordt erkend.
Waarvan je nu nog stil doet dromen,
men waarlijk ziet wie jij echt bent.
Ik ben het die jou kan doorgronden,
weet wat van binnen in jou leeft.
Van wat er in jouw hart gevonden,
aan rijkdom is die je anderen geeft.


Hef maar je hart en ziel naar boven,
en trek je schouders kind maar recht.
Blijf in het recht en liefde geloven,
met Mij dan komt echt alles terecht.
Nu ga je door een dal van lijden,
gekwetst, getekend door de pijn.
Maar lieve kind Ik zal bevrijden,
van wat nog in je hart doet zijn.


Ik laat voor jou de dag aanbreken,
van licht, wijkend de duisternis.
Ik zal voor jou Mijn toorts aansteken,
als ’t in de nacht soms moeilijk is.
Als weer je hart bestormd met vragen,
waarin de pijn weer heftig woelt.
Die kind je niet alleen hoeft dragen,
maar die door Mij wordt meegevoeld.


Voor Lineke
Justus A. van Tricht