Ik zag hoe kogels moordend vlogen,
ik zag de dood in zijn gedaant'.
Ik zag hem gaande onbewogen,
en velen voor hem vluchtend gaand.

Ik zag hoe zich raketten boorden,
in huizen staande in de stad.
Die mensenlevens deed vermoorden,
nadat elk was uiteengespat.

Ik hoorde bommen en granaten,
ik zag het repeterend vuur.
Dat scherp weerklinkend in de straten,
verklinken bleef van uur tot uur.

Ik zag gewonden stervend vallen,
met bloed dat d' aarde heeft gekleurd.
Ik hoorde van de dodentallen,
wat er aan onheil was gebeurd.

Heer leer de volkeren beseffen,
dat heil niet in de oorlog ligt.
Om met geweld elkaar te treffen,
met wapens op elkaar gericht.

God zal de mens dan nimmer leren,
dat niemand zo een oorlog wint.
Waar haat door liefd' niet blijkt te keren,
als men niet op die weg begint.

Geweld Heer laat ons immers leren,
dat dit ons allen enkel schaadt.
Leer ons dan met elkaar verkeren,
in sferen die de mensheid baat.
Justus A. van Tricht