Mijn herder is mijn God, Hij is mijn Heer.
Hij doet aan mij in 't leven niets ontbreken.
Hij legt mij zacht'kens in Zijn weiden neer,
en voert mij voort langs koele bron en beken.
Hij is het die, mijn ziel steeds weer verkwikt.
Hij zal Zijn trouw aan mij nimmer verbreken.
Hij doet mij in de rechte sporen gaan,
om Zijns naams wil, Hij leidt mij over wegen.
Al moet ik door het diepste duister gaan.
Ik vrees geen kwaad, de Heer is mij tot zegen.
Het is Zijn stok en staf die mij vertroost.
Zijn zon doorbreekt de wolken na de regen.
Gij richt voor mij o Heer een maaltijd aan.
Voor d' ogen wie mij ziel benauwen.
Gij zalt mijn hoofd met olie, Gij zult staan,
voor hen wiens haters oog ik moet aanschouwen.
Gij zorgt dat mij de beker overvloeit.
Mijn hart mag zich geheel aan U vertrouwen.
Ja licht, en heil en goedertierenheid,
zullen mij volgen, al mijn levensdagen.
Ik zal in 't huis des Heren, al mijn tijd,
mijn lied, mijn beden, aan U op doen dragen.
Gij zijt mijn God, die altijd uitkomst biedt.
Ik mag het heel mijn leven met Hem wagen.
Melodie: Gezang 487 L.v.d.K.
Justus. A van Tricht
17 april 2006