U kwam voor verdrukten, U kwam voor de minsten,
U kwam voor de mensen, naar deze aard.
U kwam als een kindje, U kwam als een dienaar,
de pijn en het lijden, is U niet bespaard.
U koos voor de armen, de zieken de blinden,
de rijken die zond U, ontmoedigd weer heen.
U kwam om 't verloor'ne te zoeken, te vinden,
gestuurd uit de hemel, Gods licht dat verscheen.


U sprak in de steden, U sprak in de velden,
de boodschap van God, waar U zieken genas.
De komst van het komende Godsrijk vermelden,
Uw hand'len liet zien, hoe de Vader ons was.
U leerde aan mensen, in liefde te leven,
U hield hen steeds voor, hoe zij dat moesten doen.
Dat zij om elkaar, steeds meer moesten geven,
het grote gebod, hoe zij dat moesten doen.


U koos voor de mensen, van Gods welbehagen,
U bracht door Uw komst, de verbinding tot stand.
U hebt weer de brug hen, naar God toegeslagen,
U heelde de breuk, U herstelde de band.
U was in hun midden, bij feesten, deed wond'ren,
een teek'nen deed U, de gerechtigheid Gods.
U zocht vaak de stilte, om U af te zond'ren,
er waren die hoorden, maar velen ook trots.


Men nam U gevangen, men deed U verhoren,
men kleedde U uit, met de gees'ling als straf.
Maar U deed Uw stem, niet klagende horen,
Men gaf U een kroon, nam het kleed van U af.
Men heeft U gekruisigd, aan 't kruishout geslagen,
men heeft U vernederd, bespot en gehoond.
Maar U hebt dit alles, voor ons mensen verdragen,
zo, aan ons, Gods grote liefde getoond.


Men achtte U niet, men wilde U doden.
men joelde U uit, lachend rondom het kruis.
Zie hier hangt de Koning, de Koning der Joden,
doch voordat U stierf, bracht U een moordenaar thuis.
Men bleef U maar sarren, met scheuten en schimpen,
Kom af van het kruis dan, bent U nu Gods Zoon?
Maar U bleef gehoorzaam, ondanks 't pijnlijk krimpen,
verdroeg de bespotting, hun scham'rende toon.


Toen bent U gestorven, gestorven voor allen,
toen gaf U Uw geest, in de handen van God.
Uw dood deed ons in Gods genade weer vallen,
Uw sterven bracht omkeer, in ons menselijk lot.
Toen hebben geliefden Uw lichaam gedragen,
gebalsemd, en legden het stil in een graf.
Maar U bent verrezen, na drie lange dagen,
stond op en U legde, het doodskleed weer af.


Daarna bent U weer, naar de hemel gevaren,
gezeten naast God, op Zijn hemelse troon.
Toen schonk U Uw Geest, die is in ons gevaren,
de Trooster die kwam, met Zijn machtig vertoon.
O Heer 'k wil U danken, dat U bent gekomen,
gekomen voor mij voor de wereld, de aard'.
Dat U door Uw lijden,de schuld afgenomen,
vergeving ons schenkend, mijn dankbaarheid waard.


Ja eenmaal zult U ons, opnieuw weer verschijnen,
opnieuw op de wolken, als U ons begroet.
Dan treden op d' aarde, de groten, de kleinen,
U juichend de Koning, met vreugd tegemoet.
Thans is het nog wachten, op het grote weerzien,
maar U heeft beloofd, dat U heel spoedig komt.
Ik roep "Maranatha", ja Heer ik roep "Amen",
en dat als U komt, mij niet slapende vond.


Justus. A van Tricht


13 april 2006