Kon ik maar in de hemel kijken,
en even zien hoe jij 't daar had.
Jij, van je vreugde God laat blijken,
in 's hemelstuinen langs hun pad.
Kon ik maar even mee genieten,
van al die schoonheid om je heen.
Dan voelde ik mij in 't verdrieten,
mij eventjes niet meer alleen.

Kon ik maar in de hemel kijken,
en even luisteren naar 't gezang.
Wat ook jouw ziel nu doet verrijken,
gedurend d' eeuwigheden lang.
Kon ik maar even met je praten,
al was het vijf minuten maar.
Dan voelde ik mij niet zo verlaten,
als God mij gunde dat gebaar.

Ik kan slechts naar de hemel staren,
ik zie slechts blauw, geen goud dat blinkt.
Je kunt en mag mij niet verklaren,
hoe dat men in de hemel zingt.
Ik kan wel uren blijven staren,
totdat die eindelijk openscheurt.
Maar 'k weet God houdt niet van mijn maren,
'k moet wachten tot het eens gebeurt,

Dan mag ik in de hemel kijken,
met al het bladgoud langs de muur.
Als ik haar poorten zal bereiken,
wanneer gekomen is mijn uur.
Dan mag ik altijd met je praten,
en samen zingen steeds voor God.
Dan lopen wij door 's hemels straten,
komt onze vreugde rijk aan bod.
Justus A. van Tricht
 

Nieuw ingezonden gedichten