Met palmen doen wij Hem begroeten.
de Vorst die op een ezel rijdt.
Wij leggen kleed'ren voor Zijn voeten,
waarover Hij de stad in schrijdt.
Hosanna voor de grote koning,
Hosanna voor de Davidszoon.
Jeruzalem wordt eens Zijn woning,
waar Hij zal zitten op Zijn troon.

Voor Hem zal alle knie zich buigen,
de Vredevorst uit Israël.
De wereld zal Hem toe doen juichen,
Hij maakt 't Zijn onderdanen wel.
Hij de Messias de verwachtte,
Hem brengen wij de hoogste lof.
Hij is tot heil voor ons bij machte,
voor wie wij knielen in het stof.

Maar Jezus hart deed zich beroeren,
bij 't uitzicht op de koningsstad.
Hij moest Zijn opdracht nog volvoeren,
die God aan Hem gegeven had.
Hij moest het kruishout nog verdragen,
de spotternijen en de hoon.
De geselingen en de slagen,
en 't lijden van het zondaarsloon.

Hij is gestorven en begraven,
ten derde dage opgestaan.
Hij deed wat God van Hem deed vragen,
en is ten hemel opgegaan.
Van waar Hij eens zal wederkomen,
als grote koning van 't heelal.
Jeruzalem weer binnenkomen,
waar Hij als koning heersen zal.
Justus A. van Tricht



Nieuw ingezonden gedichten