Wie heeft het schouwspel niet aanschouwd,
onmenselijk hard en wreed.
Wie heeft van 't lijden niet gehoord,
dat Jezus voor ons deed.
Wie gruwt niet bij zo'n marteldood,
wiens hart keert zich niet om.
Ziend hoe het leven uit Hem vlood,
hoort niet de spot rondom.

Wie kan er kijken zonder schuld,
wat Hem is aangedaan.
Die enkel maar Gods wil vervult,
bij 't kruis ons stil laat staan.
Welk mens beseft, doorgrondt het leed,
dat Jezus voor ons droeg.
Wie kent de pijn, wie heeft er weet,
van spijkers die men sloeg.

Wie krijgt geen tranen in zijn oog,
als hij naar Jezus kijkt.
Aan 't kruis genageld, ziend omhoog,
waaruit Zijn liefde blijkt.
Een liefde die geen mens opbrengt,
geen mens bezit en heeft.
Die Jezus aan ons allen schenkt,
en die tot 't einde geeft.

Hij schonk aan ons een nieuw begin,
door lijden, 't kruis voltooid.
Als teken van Zijn groot bemin,
met doornenkroon getooid.
Die kroon wordt eens een kroon van goud,
waarmee Hij wordt herkend.
Als eens Zijn Koninkrijk aanschouwd,
Hij door ons wordt erkend.
Justus A. van Tricht


 

Nieuw ingezonden gedichten