't Levensschip lijkt op een botter,
varend op de levenszee.
Soms verloopt de reis wat vlotter,
maar soms zit het ook niet mee.
Vechtend met de elementen,
vaart het op de haven aan.
Waar 't zijn steven heen doet wenden,
om voor anker eens te gaan.

Van dit scheepje ben je schipper,
staande aan het roer met God.
Hij bewaart je voor de slipper,
van je koers en levenslot.
Klippen laat Hij je omzeilen,
loodst je tussen rotsen door.
Hij bepaalt het veilig reilen,
en Hij legt het doel je voor.

Als je steeds die koers blijft houden,
kom je eens in de haven aan.
Veilig en door Hem behouden,
hoe hoog golven vaak ook slaan.
Eenmaal mag je af gaan meren,
als de haven is bereikt.
En het land van hoger sferen,
met een vreugdvol oog bekijkt.
Justus A. van Tricht


Nieuw ingezonden gedichten