Ik kende hem al vele jaren,
als een verschoppeling van de straat.
Sjofel gekleed met grijze haren,
met blik die op oneindig staat.
Hij liep per dag dezelfde route.
door 't drukke centrum van de stad.
En richtte naar 't café zijn voeten,
waar hij soms wat verpozing had.

't Leger des Heils zijn vaste stekje,
daar was hij dagelijks vaste klant.
Gezeten op zijn eigen plekje,
met een kop koffie in zijn hand.
Hij was in 't leven vastgelopen,
misbruikt en door veel tegenslag.
Geen toekomst lag meer voor hem open,
slechts 't cirkelend rondgaan door de dag.

Het geloof had hij reeds afgezworen,
dat vond hij enkel lariekoek.
God laat toch nooit iets van zich horen,
komt bij mij echt niet op bezoek.
Hij was ook niet te overtuigen,
dat God hem liefhad en hem riep.
En zich naar hem deed overbuigen,
als hij alleen zijn rondjes liep.

Hij had geen vast doel meer voor ogen,
hij was vermoeid en uitgeblust.
Zijn goedheid had hem vaak bedrogen,
vergaan was hem de levenslust.
Het leven was een sleur geworden,
waarin de afleiding ontbrak.
Hij waste enkel soms de borden,
in 't hem geboden onderdak.

Maar rust nog duur deed hij niet kennen,
hij vluchtte steeds weer naar de straat.
Hij kon het binnen maar niet wennen,
en poetste dagelijks weer de plaat.
Dan zag ik hem op vaste tijden,
weer kris kras door de straten gaan.
Want echt contact deed hij vermijden,
sloot zich bij mensen moeilijk aan.

Op zaterdag om kwart voor achten.
viel Arie op zijn ronde neer.
't Was God die op hem stond te wachten,
zijn rondgang bleek de laatste keer.
Op straat is Arie toen gestorven,
met enkele mensen om zich heen.
Waar hij zo lang heeft rondgezworven,
als mens vereenzaamd en alleen.

Na 't weekend op de maandagmorgen,
werd mij zijn heengaan toen vermeld.
Zou God nu voor die stakker zorgen,
waarmee het zo slecht was gesteld?
Geschokt was ik door dit gebeuren.
de straat voor Arie was zijn thuis.
Heeft God hem werkelijk op doen beuren,
en hem gedragen naar Zijn huis?

Van d' armen heeft men hem begraven,
en op zijn graf rust zelfs geen steen.
Hier rust hij stil na al zijn draven,
zoals op straat, ook weer alleen.
Hij was voor menigeen bekende,
maar niemand die echt om hem gaf.
Hij stierf op straat in zijn ellende,
vond eindelijk rust in 't donker graf.
Justus A. van Tricht

Nieuw ingezonden gedichten