Waar winden waaien om de rotsen,
vocht eens een mens zijn doodsdrang uit.
Voortdurend wilde golven klotsten,
daar nam hij toen zijn laatst besluit.
Te pletter vallend naar beneden,
na alles wat hij had doorstaan.
De zware strijd die was gestreden,
om zo zijn laatste gang te gaan.

Hij had reeds uren daar gezeten,
alleen in zijn gebrokenheid.
Waarvan alleen maar God deed weten,
hem ziend daar in zijn eenzaamheid.
Hij was door mensen uitgestoten,
verworpen en opzij gezet.
Daar heeft hij tot die stap besloten,
een laatste schreeuw was zijn gebed.

God heeft zijn ziel omhoog getrokken,
terwijl hij van de rotsen viel.
Hij was zo bij die mens betrokken,
en redde nog op 't laatst zijn ziel.
Geluwd zijn nu zijn levensstormen,
waar door zijn daad een eind aan kwam.
En God hem naar Zijn liefdenormen,
genadig in Zijn armen nam.

Zo zien wij vaak in de omgeving,
een mens figuurlijk ondergaan.
Voor wie zijn verdere beleving,
van 't leven niet kan verdergaan.
Vaak duwen wij ook van de rotsen,
een mens in diepe golven neer.
Hem overspoelend door hun klotsen, 
bedolvend rond hem gaand te keer.

U hebt eens rekenschap te geven,
bedenk steeds wat u spreekt en doet.
Gekomen aan het eind van 't leven,
wanneer de Schepper wordt ontmoet.
Verantwoord moeten alle daden, 
waarmee u anderen hebt geschaad.
Waarmee dan 't hart is overladen, 
voor spijt blijkt dan de tijd te laat.

Let daarom goed op daad en woorden,
waarmee u anderen nodeloos schaadt.
Die kunnen kwetsen en vermoorden,
en liefdeloosheid neemt te baat.
Leef u eens in daar op die rotsen,
hoe zou het zijn als u daar stond.
Waar winden waaien, golven klotsen,
door alles wat u ondervond.
Justus A. van Tricht

Nieuw ingezonden gedichten