Geen mens is er ooit terug gekomen,
om te vertellen hoe 't er is.
Waarvan men enkel maar kan dromen,
van 't geen wat er hierboven is.
Het blijft daarom voor ons maar gissen,
hoe 't in de hemel eens zal zijn.
Gods woord laat wel ons vergewissen,
in 't hemelrijk daar is het fijn.

Wat zullen onze ogen schouwen,
als eens voor ons het uur aanbreekt.
Om heen te gaan in vol vertrouwen,
en Jezus ons Zijn hand toesteekt.
Om op de reis ons te geleiden,
die voert ons naar het hemels land.
Het binnentredend in verblijden,
waar 't eeuwig zonlicht voor ons brandt?

't Zal zeker onze ziel verblijden,
en ons verrast, verbaast laat zijn.
Wanneer het licht naar alle zijden,
zal overstralen met haar schijn.
Die zekerheid is ons gegeven,
als wij Gods heerlijkheden zien,
Waarmee de hemel is omgeven,
die nooit een mens ooit heeft gezien.

Wie achterblijven op de aarde,
daarvan vraagt God nog hun geduld.
Tot ook aan hen de hemelwaarden,
in volle glorie wordt onthult.
Als Jezus eens zal wederkomen,
de hemel op de aarde daalt.
En onze dromen uitlaat komen,
dat van het Goddelijk heil verhaalt.
Justus A. van Tricht


Nieuw ingezonden gedichten