Eens komt er een einde aan de tijd,
en zal geen klok haar meer aanwijzen.
Want dan breekt aan de heerlijkheid,
die God de mensen zal bewijzen.
Dan komt het hemels koninkrijk,
vanuit de hemel nederdalen.
En zal met gouden glans zo rijk,
de ganse schepping overstralen.

Gods Koninkrijk dat kent geen tijd,
het heeft en kent dan ook geen klokken.
Waarop de tijd steeds voorwaarts glijdt,
en wijzers langs de uren sjokken.
Daar geldt alleen de eeuwigheid,
en is men niet aan tijd gebonden.
Daarom wordt in Gods Koninkrijk,
dan ook geen enkele klok gevonden.

Eenmaal staan alle klokken stil,
en zal hun stem niet meer verklinken.
Wanneer de dag komt naar Gods wil,
waarop wij 't Godsrijk op zien blinken.
Dan is het met de tijd gedaan,
en zullen alle klokken zwijgen.
Dan is de tijd voorbijgegaan,
als wij de eeuwigheid verkrijgen.

Justus A. van Tricht

Nieuw ingezonden gedichten