Langs de wegen en de velden,
zie ik de mooiste bloemen staan.
Die Gods grootheid daar vermelden,
lofprijzend Zijn grote naam.
In diversiteit van kleuren,
roze, rood, wit, zacht blauw, geel.
Staan zij samen daar te fleuren,
in een schitterend geheel.
In een beekje stroomt het water,
dat ontsproten uit een bron.
Zacht laat bruisen haar geklater,
in de fonkelende zon.
In het bos spelen de dieren,
dartelend van vreugde rond.
Die zich met elkaar plezieren,
in de vroege morgenstond.
Ook de vogels hoor ik zingen,
jubelend hun schoonste lied,
Voor de Schepper aller dingen,
wat Hij dagelijks hen biedt.
Vliegend door de lucht langs wolken,
scheren zij voortdurend voort.
Waar ook zij God eer vertolken,
met hun mooiste zang verwoordt.
Heel Gods schepping is aan ’t juichen,
ieder met zijn eigen klank.
Om God eer te gaan betuigen,
en Hem brengend lof en dank.
Ook in mijn hart laat ik rijzen,
zingend God en lied ter eer.
Die mij toont Zijn gunstbewijzen,
in Zijn schepping telkens weer.