Er klinkt een roepstem in het duister
die duidelijk tot ons is gericht.
Ons redden wil van smart en kluister
en ons wil trekken naar het licht.
De diept’ waarin wij ons bevinden
wordt thans doorbroken door die stem.
Die tot ons spreekt als Zijn beminden
het is de liefdesstem van Hem.
Plots gaat het duister voor ons wijken
en daagt in ’t duister eindelijk licht.
Dat onze redding zal gaan blijken
door deze stem tot ons gericht.
Een nieuwe weg ligt voor ons open
waarop blij onze voeten gaan.
In ’t licht waarop ons hart bleef hopen
dat ons voor ogen nu blijft staan.