Een mens blijft zoeken naar de sporen
waarin hij iets van God ontwaart.
Hij wil zo graag iets zien en horen
wat het bestaan van God verklaart.
Toch hoeft de mens niet ver te zoeken
bewijzen vindt hij om zich heen.
Die op zijn vraag succes laat boeken
waardoor onduidelijkheid verdween.
Kijk maar eens rond met open ogen
met daarbij een ontvankelijk hart.
Dan raakt de mensenziel bewogen
door wat God eens heeft opgestart.
De wonderen zijn niet meer te tellen
aanschouwende in de natuur.
Die van Gods almacht ons vertellen
God die wil zijn als naaste buur.
Verwondering moet ons bevangen
als wij 't geschapene rondom zien.
Maar 't stilt nog steeds niet ons verlangen
om toch een glimp van God te zien.
Dat echter zou ons oog verblinden
wij kunnen in Gods licht niet staan.
De gloed daarvan zou ons ontbinden
door kwaad en zond' door ons begaan.
Toch is het mogelijk te bespeuren
de scheppings grootheid van de Heer.
De wonderen die Hij liet gebeuren
en nog geschieden keer op keer.
Het is bekend velen ontkennen
dat waarlijk er een God bestaat.
Vader om steeds naar toe te rennen
in ons gebed als 't moeilijk gaat.
Ik geloof en richt mij op de feiten
die wijzen mij op Gods bestaan.
Wiens woord van trouw en liefd' nooit splijten
bindend wil zijn in 't samengaan.
Die God heb ik mijn hart gegeven
vertrouw 'k volledig op Zijn woord.
Dat ik eenmaal eeuwig zal leven
in 't licht van 't Goddelijk hemels oord.