Wij zijn op weg, op weg naar morgen,
waar ons Gods blijde toekomst wacht.
Omzoomt door 't licht daarin geborgen,
dat met ons meetrekt dag en nacht.
God wijst en effent onze paden,
de weg die onze voet zal gaan.
Waarop geen onheil ons zal schaden,
maar waar Hij voor ons in zal staan.

Waar nodig zal de Heer ons schragen,
en zet Hij vast de wankele voet.
Vermoeiden zal Hij liefd' vol dragen,
Hij Herder vormt ons tot een stoet.
Zijn oog en staf die ons bewaken,
Zijn mond roept ieder bij zijn naam.
Zodat wij tot ons doel geraken,
Zijn hand houdt veilig ons tesaam.

Geen van Zijn kudde zal verdwalen,
wie steeds zal volgen 's Heren stem.
Hij zal het einddoel zeker halen,
hem treft geen struik' ling, val of klem.
Want al wie gelooft zal eens aanschouwen,
in 't licht wat God hem heeft beloofd.
Door op Gods woord als rots te bouwen,
beloften die hij heeft geloofd.

Wij zullen jubelen en juichen,
als Gods beloften zijn vervuld.
En wij voor Hem de koning buigen,
als ons het Godsrijk wordt onthuld.
Dan zullen wij van vreugde springen,
ons loflied klinkt voor Gode op.
Wanneer wij 's Heren naam bezingen,
stijgend naar 's hemels hoogste top.


Melodie: Licht dat ons aanstoot in de morgen
en bundel Tussentijds nr 118

Nieuw ingezonden gedichten